Sjouwktje Loorbach-Schülte laat de dieren niet in de steek

Gepubliceerd op 17 november 2011 om 12:00

WEHE-DEN HOORN – Het meldnummer ‘144, red een dier’ werd afgelopen dinsdag opengesteld voor het publiek. Door dit telefoonnummer kunnen meldingen over dierenleed beter en effectiever worden afgehandeld door politie en andere hulpverleners en handhavers. De aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing wordt verder verstevigd en ook gaan binnenkort de eerste dierenpolitieagenten aan de slag. Er werd direct al veel gebruik van het nieuwe nummer gemaakt.

 

Artikel uit Ommelander Courant, november 2011 door Marja Spakman

Iemand die zich al sinds jaar en dag bezig houdt met het redden van dieren is Sjouwktje Loorbach-Schülte. Zesenzeventig is ze inmiddels. Jarenlang was ze actief binnen de Dierenbescherming, maar toen daar niet altijd mogelijk bleek wat zij noodzakelijk achtte, besloot ze de Stichting Sociale Huisdierenzorg Noord-Nederland op te richten. Het doel van deze stichting is het bieden van hulp en zorg aan huisdieren in noodsituaties en het bevorderen van sterilisatie en castratie van katten. Op die manier wil de stichting het aantal probleemgevallen terugbrengen en daarmee ook de ergernis bij veel mensen over loslopende (zwerf)katten verminderen.

Eerder deze week besteedde het programma Man bijt Hond aandacht aan deze stichting. Gedreven vertelde mevrouw Loorbach, samen met dochter Alma, over haar liefde voor dieren en over hoe haar reddingsdrang begon. „Het zit in je karakter, dat krijg je mee. Ik leefde niet tussen de mensen, mijn leven bestond uit dieren.” Ze groeide op in de Noordpolder. Toen ze een jaar of negentien was, begin jaren vijftig, kwam ze buiten een vriendelijke mevrouw tegen in een mooi gebloemd schort. In de zak van het schort wriemelden jonge poesjes, lekker warm en dicht bij elkaar. Helemaal vertederd vroeg Sjouwktje: „Wat gaat u met die poesjes doen?” De vrouw was resoluut in haar antwoord: „Die gaan naar Schiermonnikoog.” En één voor één gooide ze de poesjes zo het ijskoude water in.  Bijna zestig jaar na dato spatten verontwaardiging en afgrijzen nog van het gezicht van mevrouw Loorbach af. „Ik was in shock, ik ben dat nooit meer vergeten! Ik ben in liefde met dieren groot gebracht, zoiets kon ik niet begrijpen.”

„Ik houd van de natuur en alles beschouw ik als een schepping. Wij zijn er niet alleen. Wat denken we als mensen in onze hooghartigheid wel dat we met dieren kunnen doen. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om daar iets voor te betekenen.” Nu is ze dus actief in de Stichting Sociale Huisdierenzorg. „Mensen komen steeds meer in de problemen, mede door de crisis. Als een dier moet worden afgestaan aan het asiel, moet daarvoor afstandsgeld betaald worden. Veel te vaak kiezen mensen er voor om hun dier dan maar ergens te droppen. Vooral jonge katjes, kittens, zijn hiervan de dupe. Ik vind ze overal, in schuren, in bosjes, soms in een doos met de moederpoes erbij, gewoon gedumpt. ‘Het is zo leuk, een nestje jonge poesjes’. Maar dan? En dan komt er weer een nestje, en nog een nestje……. Mijn passie is dat er de eerstkomende vijf jaar geen katten meer geboren zouden worden. Met kittens is het vaak zo: jong vertederd, oud vernederd! Ook veel te vaak worden kittens gezien als een soort speelgoed voor kinderen. Als ze uitgekeken zijn op alle plastic rood, geel en groen komt er een klein katje. Na een half jaar is het plezier eraf en wordt zo’n poes gedumpt.”

Het streven is dus om katten te steriliseren en te castreren om aan die ongebreidelde groei een einde toe te roepen. „Maar dat kost geld”, zucht mevrouw Loorbach. „Soms hebben mensen het er niet voor over, maar soms is het geld er ook niet. Dierenartskosten zijn hoog en wie van een minimum leeft, kan het niet altijd opbrengen. In dat soort gevallen kan de stichting bijspringen. Dat gebeurt in goed overleg met dierenartspraktijk Prins in Winsum.” Vindt mevrouw Loorbach dat mensen, die het eigenlijk niet kunnen betalen dan beter geen dieren zouden kunnen hebben? „Nee,” zegt ze heel stellig, „ieder mens heeft recht op een huisdier. Juist bij alleenstaande mensen of in gebroken gezinnen waar kinderen zijn, zou een huisdier moeten zijn. Kinderen groeien zo in liefde en respect op met beesten. Maar dat betekent vervolgens niet dat iemand in zo’n situatie een heleboel beesten moet hebben. Dat is niet verstandig. Gebeurt dat wel, dan probeer ik in overleg mensen ervan te overtuigen dat het beter is het aantal te beperken. Vertrouwen en voorlichting zijn heel belangrijk.” Het lijkt haar een goede zaak dat gezinnen, die het niet breed hebben en daardoor bijvoorbeeld ook een beroep op de Voedselbank doen, in hun pakket zonodig ook eens kattenvoer en kattengrit zouden vinden. „Dat moet toch te realiseren zijn”, vindt ze. 

Een heel moeilijk aspect van dit verhaal is het dilemma wat je met dieren moet, waar geen goed huis voor te vinden is, een kat die geen kans meer heeft. Het leven van een dier sparen, lijkt humaan, diervriendelijk. Maar wat als het dier vervolgens gedoemd is tot een zwervend bestaan, zonder verzorging, zonder medische hulp indien nodig, met alle gruwelijke gevolgen van dien? „Als we dan niets doen, dan keren we de dieren toch ook de rug toe?” zegt mevrouw Loorbach vertwijfeld. „Soms is er, hoe hard het ook klinkt, geen andere oplossing dan het laten inslapen van een dier. Het dier op die manier behoeden voor nog meer ellende is misschien wel de moeilijkste uiting van dierenliefde.” Hier over pratend realiseert ze zich heel goed dat niet iedereen het eens zal zijn met dat standpunt. En dat markeert nog eens des te meer het belang van de stichting: voorkóm dit soort situaties zoveel als maar mogelijk is en laten katten castreren en steriliseren. 

Ook zou ze willen dat gemeenten meer hun verantwoordelijkheid zouden nemen. Er zou een soort loket dierenwelzijn moeten komen, waar het beleid op dit gebied samenkomt. Een wethouder voor dierenwelzijn zou ze een goede zaak vinden. Bovendien vindt ze het belangrijk dat de gemeenten bijdragen aan de doelstelling van de stichting. Dat dat geld kost, realiseert ze zich terdege, maar overlast kost ook geld, veel geld. De stichting moet het helemaal hebben van subsidies en vrijwillige bijdrages. Daarom zijn ook de collectes zo belangrijk. Én collectanten. „Wat zou ik daar graag wat meer vrijwilligers voor willen hebben”, verzucht mevrouw Loorbach.

Daarnaast vindt ze het heel belangrijk dat er vanuit Den Haag een goede wetgeving komt. „Als de Dierenbescherming nu dierenmishandeling tegenkomt, krijgt de eigenaar een waarschuwing, maar na een half jaar staat bij wijze van spreken het weiland weer vol. Laten mensen in Den Haag wakker worden en dieren zien als levende wezens. De ontwikkeling met dierenagenten en nu dit meldnummer lijkt gunstig, maar we zijn er nog lang niet. Gelukkig zie ik dat er steeds meer mensen op mijn hand komen. Dan zegt iemand tegen me: ‘Joe hebben geliek, vrouw Loorbach, ons kat krigt gain jongen meer.’”

Wordt ze niet af en toe moedeloos van wat ze tegenkomt. „Ja, best wel. Als ik hoor dat jeugd aan het voetballen slaat met een gewonde duif, dan breekt mijn hart. Maar tegelijkertijd juicht mijn wezen als de deurbel hier gaat en er staan kinderen voor de deur met een klein vogeltje of een zielig egeltje. Het kán, we moeten blijven zorgen voor elkaar, elkaar niet uit het oog verliezen. De verharding lijkt zo alom aanwezig, maar laten we toch vooral de jeugd niet verliezen. Daar redden we niet alleen dieren mee, daar redden we de wereld mee.”

Meer informatie over de Stichting Sociale Huisdierenzorg Noord-Nederland is te vinden op de website www.socialehuisdierenzorg.nl